-
1 character
n. karakter, natuur; figuur; teken; (in computers) teken; het digitaal aanduiden van een letter of ander teken; karakter beschrijving[ kæriktə]1 (ken/merk)teken ⇒ kenmerk, (karakter)trek2 teken ⇒ symbool, letter, cijfer4 personage ⇒ rol, figuur♦voorbeelden:he is quite a character • hij is me d'r eentje1 karakter ⇒ aard, natuur2 schrift ⇒ handschrift, (druk)letters♦voorbeelden:1 moed♦voorbeelden:1 a man of character • een moedig/dapper man -
2 honour
n. eer, eerbied, respect, goede reputatie; integriteit, eerlijkheid; beloning, bekroning, gift; privilege; trots, eer--------v. respect betonen; respecteren, waarderen; bekronen; prijzen; accepteren; een belofte standhouden, respect betonen; respecteren, waarderen; belonen, prijzen; accepteren; belofte waarmakenhonour1♦voorbeelden:she's an honour to her parents • zij strekt haar ouders tot eer1 eer ⇒ hulde, aanzien, reputatie♦voorbeelden:debt of honour • ereschulddo honour to someone, do someone honour • iemand eer bewijzenit does him honour, it is to his honour • het strekt hem tot eerdo someone the honour of visiting him/of a visit • iemand met een bezoek vererenhave the honour to/of • de eer hebben omput someone on his honour • iemand vertrouwenin honour of • ter ere vanin honour bound, on one's honour • moreel verplicht(up)on my honour • op mijn erewoord♦voorbeelden:————————honour21 eren ⇒ in ere houden, eer bewijzen♦voorbeelden: -
3 he's earned character
-
4 honor
n. eer, respect, goede reputatie; integriteit, eerlijkheid; bekroning, beloning, geschenk; privilege; trots, eer--------v. eren; belofte houden→ honour honour/ -
5 enjoy a good reputation
genieten van een goede reputatie -
6 net god
net god, iem. met een goede reputatie op het internet -
7 repute
n. reputatie, (goede) naam--------v. houden voor-repute1[ ripjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 reputatie ⇒ (goede) naam, faam♦voorbeelden:know someone by repute • iemand kennen van horen zeggen————————repute2♦voorbeelden:be well/highly reputed • een goede/zeer goede naam hebben -
8 reputation
n. reputatie, (goede of slechte) naam; eer; zelfrespekt[ repjoeteesjn]1 reputatie ⇒ (goede) naam, faam♦voorbeelden:justify one's reputation, live up to one's reputation • zijn naam eer aandoenhave the reputation for/of being corrupt • de naam hebben corrupt te zijn -
9 fame
-
10 blemish
n. smet; ontsiering--------v. bevlekken, besmettenblemish1[ blemmisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————blemish2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 cheap
adj. goedkoop--------adv. goedkoopcheap1[ tsjie:p] 〈bijvoeglijk naamwoord; cheapness〉3 vulgair ⇒ ordinair, grof♦voorbeelden:1 cheap and nasty • armoedig, van slechte kwaliteitmake oneself cheap • zijn goede naam/reputatie te grabbel gooienon the cheap • voor een prikjecheap shot • rotopmerking/streek————————cheap2〈 bijwoord〉1 goedkoop ⇒ voordelig, op goedkope wijze♦voorbeelden: -
12 derogate
v. kleineren; waardevermindering[ derrəgeet] 〈 formeel〉♦voorbeelden:¶ derogate from • afwijken van, inbreuk maken op 〈 bijvoorbeeld principe〉; afbreuk doen aan 〈reputatie e.d.〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denigreren ⇒ geringschatten, kleineren -
13 face
n. gezicht--------v. tegenover iemand staan, tot iemand wenden, voor iemand staan, tegenoverstellen, afwachten; dekken; verwijzen; houwenface1[ fees] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aanzien ⇒ reputatie, goede naam4 〈 benaming voor〉 (belangrijkste) zijde ⇒ oppervlak, bodem 〈 aarde〉; gevel, voorzijde; 〈 techniek, technologie〉 loopvlak, draagvlak; wijzerplaat 〈 klok〉; 〈 mijnwezen〉 pijler, front; kant, wand 〈 berg〉♦voorbeelden:meet someone face to face • iemand onder ogen komenshow one's face • zijn gezicht laten zienbefore one's face • voor iemands ogenshe shut the door in my face • ze gooide de deur (vlak) voor mijn neus dichtin (the) face of • ondanks, tegenoverin the face of, to someone's face • in aanwezigheid vanlaugh in someone's face • iemand in zijn gezicht uitlachenmake/pull faces/a face at someone • een gezicht tegen iemand trekken3 lose (one's) face • zijn gezicht verliezen, afgaansave (one's) face • zijn figuur reddenhave the face to • de brutaliteit hebben omset one's face against something • ergens tegen gekant zijnthrow something in someone's face • iemand iets voor de voeten gooien/verwijtenwipe something off the face of the earth • iets volkomen doen verdwijnenon the face of it • op het eerste gezicht————————face21 uitzien ⇒ het gezicht/de voorkant toekeren, uitzicht hebben♦voorbeelden:face up to the truth • de waarheid onder ogen zien/accepterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 let's face it, … • laten we wel wezen, …face something out • zich ergens met lef doorheen slaanthe picture facing the title page • de illustratie tegenover het titelblad -
14 make oneself cheap
zijn goede naam/reputatie te grabbel gooien
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский